Nederland - In 1948 deed de politievrijwilliger zijn intrede, bij de toen opgerichte Reserve Rijkspolitie en Reserve Gemeentepolitie.
Zeventig jaar later is die reserverol veranderd in een structurele bijdrage aan het politiewerk, stellen directielid Liesbeth Huyzer en portefeuillehouder Frans Heeres. ‘De politievrijwilliger is voor het korps onmisbaar.’
‘De politievrijwilliger staat er voor de toekomst goed op’, zegt Hugo Passchier, landelijk projectleider politievrijwilligers. ‘Drie jaar geleden is er met de korpsleiding, ministerie, vakbonden en de Landelijke Organisatie van Politievrijwilligers een visie gemaakt, die recht doet aan de positie van de politievrijwilliger in het korps.’ Die visie heeft er onder meer toe geleid dat vrijwilligers in het onderwijs kunnen doorstromen. Een assistent GGP B (Gebiedsgebonden Politiewerk) kan nu groeien naar medewerker GGP. Ook volgt een inhaalslag met de rijopleiding.
Specifiek talent werven
Er is volgens Passchier meer goeds te melden. ‘Politievrijwilligers hebben door een aanpassing van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) volgend jaar nagenoeg dezelfde rechtspositie als de beroeps. Voor velen is dat een lang gekoesterde wens.’ De projectleider verwacht door al deze ontwikkelingen een impuls voor de werving, een nieuwe aanzet om naar de vijfduizend ‘man’ te groeien. ‘Vrijwilligers zijn onmisbaar geworden, zijn een noodzakelijke aanvulling op de politiepraktijk. Ze doen administratief werk, draaien diensten mee in de wijk en helpen mede daardoor de werkdruk van beroepsagenten te verlagen. Een goede ontwikkeling is bovendien dat we steeds specifieker talent aantrekken, zoals cyberspecialisten bij de Landelijke Eenheid en een notaris in Oost-Nederland. Het maakt de organisatie flexibeler.’
Erkenning krijgen
Over 5 jaar bestaat de vrijwillige politie 75 jaar, wat de politie als een kroonjaar ziet. ‘Maar in aanloop naar de Nationale Vrijwilligersdag op 7 december willen we ook het 70-jarig jubileum niet onopgemerkt voorbij laten gaan’, zegt Passchier. ‘Alle vrijwilligers krijgen een kleine attentie. Maar belangrijker is dat ik van hen hoor dat ze zich steeds meer gewaardeerd voelen, dat ze na jaren onduidelijkheid eindelijk erkenning krijgen. Die erkenning wordt niet alleen uitgesproken door de korpsleiding, maar komt zeker ook vanuit de basisteams.’