Den Haag - Onoplettendheid in de alledaagse politiepraktijk is in de meeste gevallen de oorzaak van het lekken van vertrouwelijke politie-informatie. Slechts in een beperkt aantal gevallen is gelekte informatie bedoeld voor criminelen.
Gerichte georganiseerde criminele infiltratie lijkt een schaars fenomeen. Dat zijn de belangrijkste conclusies uit een onderzoek van de Politieacademie.
Steekproef
Onderzoekers van de academie spitten de afgelopen twee jaar 761 dossiers door die in 2015 en 2016 zijn opgesteld na signalen over lekkende beambten. Een steekproef onder 20 procent van de dossiers leerde dat bij een derde van de zaken daadwerkelijk gelekt was. De korpsleiding moet het definitieve onderzoek nog krijgen. Daarna volgt zo snel mogelijk publicatie van het rapport. Op dat moment reageert de korpsleiding. Omdat vandaag in verschillende media al over het onderzoek wordt bericht, hebben korpsleiding en Politieacademie besloten om nu al de belangrijkste conclusies uit het onderzoek te publiceren. Het lekken van het rapport wordt onderzocht.
Drijfveren
De Politieacademie voerde het onderzoek uit op verzoek van de korpschef. De academie doet eveneens op verzoek van de korpschef nader wetenschappelijk onderzoek. Nu de aard en omvang van het fenomeen bekend zijn, wil de korpschef ook meer inzicht in de drijfveren van politiebeambten die vertrouwelijke informatie delen. Op basis daarvan wil de korpschef het oneigenlijk gebruik van politie-informatie verder terugdringen.
Conclusies rapport
Hieronder staan de voornaamste conclusies uit het onderzoek op een rij:
- Het lekken van vertrouwelijke informatie lijkt in alle eenheden van de politie en bij de Koninklijke Marechaussee op een relatief kleine schaal voor te komen, in een mate die onderling niet erg sterk uiteenloopt. Natuurlijk moet rekening gehouden worden met een dark number. De afdelingen Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van de politie en de Sectie Interne Onderzoeken van Defensie (SIO) zijn afhankelijk van de meldingsbereidheid van het personeel. In veel gevallen, blijkt uit onderzoek, komt lekken voort uit onachtzaamheid of blijkt sprake van loos alarm. Onder de verdachten bevinden zich relatief veel hoofdagenten en brigadiers. Mogelijk zitten zij in een kwetsbare positie, door hun uitvoerende rol en toegang tot informatie en hun opzichtige plaats in de basispolitiezorg. Hoofdagenten blijken opvallend vaak ten onrechte te zijn verdacht.
- Vaak blijkt het lekken van vertrouwelijke politie-informatie voort te komen uit onoplettendheid in de alledaagse, uitvoerende politiepraktijk. In een beperkt aantal gevallen komt de gelekte informatie bedoeld of onbedoeld criminaliteit ten goede. Voor zover daar sprake van is, gaat het initiatief vrijwel altijd uit van de lekkende medewerkers. In een zeer beperkt aantal gevallen is sprake van gericht initiatief van de criminele ontvanger. In de gevallen dat gelekt wordt aan criminelen, heeft de gelekte informatie meestal betrekking op lopende onderzoeken en wordt door het lekken daar schade aan toegebracht. Deze bevindingen geven geen aanleiding te denken dat georganiseerde misdaad haar houding tegenover de politie/de overheid zou hebben gewijzigd, in die zin dat sprake is van pogingen tot (georganiseerde) infiltratie.
- Tegen de achtergrond van de omvang van de betrokken korpsen lijkt de omvang van het probleem beperkt. Vanwege de reactieve werkwijze van de afdelingen VIK en de SIO is het evenwel goed mogelijk dat sommige vormen van lekken zich aan het zicht onttrekken, bijvoorbeeld omdat er geen gedupeerden zijn en er daarom geen meldingen binnenkomen. Daar staat tegenover dat onder het personeel een relatief grote bereidheid is zaken te melden, gezien het grote aandeel van meldingen door collega’s. Dat is een waardevol kenmerk, maar dit gaat ook gepaard met een overmaat aan onterechte verdenkingen tegen medewerkers met een niet-Nederlandse achtergrond.Het geringe aantal gevallen van lekken dat als zeer ernstig kan worden beschouwd, zou een meer proactieve aanpak van de onderzoeken rechtvaardigen. Een begin van zo’n aanpak kan bestaan uit een systematische registratie van de blijkens incidenten kwetsbare plekken in de organisatie. In het algemeen valt echter veel gunstig resultaat te behalen met voortgezet preventief optreden in de vorm van training en voorlichting en meer aandacht van leidinggevenden voor het fenomeen.
- Op basis van eerder onderzoek is geconcludeerd dat allochtone medewerkers sterk oververtegenwoordigd zouden zijn onder de schenders van integriteit, in het bijzonder onder lekkende medewerkers. Dit onderzoek, dat steunt op hardere data, spreekt die conclusie tegen. Medewerkers met een niet-Nederlandse achternaam blijken bovendien vaker ten onrechte van lekken te worden verdacht.
Integriteit bij politie
Integriteit is de basis van goed politiewerk. De politie staat voor betrouwbaarheid. Burgers mogen verwachten dat de politie integer en zorgvuldig is en daar verantwoordelijkheid voor neemt. Politiemedewerkers hebben een voorbeeldfunctie. Politiewerk is mensenwerk en mensen kunnen fouten maken. Fouten en integriteitsschendingen zijn daarom niet voor honderd procent te voorkomen. De politie is er alert op. Van fouten moeten we leren en plichtsverzuim heeft gevolgen.
Het geweldsmonopolie, de handhaving van regels en de mogelijkheid om mensen hun vrijheid te ontnemen, scheppen die extra verantwoordelijkheid. De politie en haar medewerkers moeten het goede voorbeeld geven. Het is van groot belang dat politiemensen niet alleen informatie zorgvuldig vergaren, maar er ook zorgvuldig mee omgaan (verwerken) en ook bij het verstrekken van informatie (delen) zorgvuldigheid betrachten. Signalen van (integriteits)schendingen door politiemensen worden altijd onderzocht. Voor politiemensen die misbruik maken van hun positie en over de schreef gaan, is geen plaats in de organisatie.