Nederland - Met het versneld opleiden van tweehonderd nieuwe specialisten, verbeteringen op ICT-gebied en nieuwe technologie neemt de politie concrete maatregelen om het vertrek van medewerkers bij de Forensische Opsporing op te vangen.
Veel van de 1500 forensisch rechercheurs verlaten de komende jaren de dienst vanwege hun leeftijd. Hierdoor moet kennisverlies en onderbezetting worden opgevangen. Ook werkt Forensische Opsporing (FO) met verouderde ICT-systemen. Om die problemen aan te pakken en waar mogelijk af te wenden, stelde het korps eind 2018 Ruud Staijen aan als programmadirecteur.
Versneld opleiden
Prioriteit voor de programmadirecteur is de vervangingsvraag. Per jaar verlaten zo’n honderd collega’s de dienst en dat gat moet worden opgevuld, weet Staijen. ‘We gaan daarom met het werkveld, met de Politieacademie en andere partijen zoeken naar manieren om nieuwe mensen te werven. Op korte termijn gaat het om tweehonderd nieuwe collega’s. Vroeger waren dat “blauwe” collega’s die doorgroeiden naar FO, nu gaat het ook om mensen met een HBO- of universitaire studie; vaak zij-instromers.’
Sporen snel verwerken
Om een FO te bouwen die de strijd met de criminaliteit aan kan, moet er meer gebeuren, stelt de programmadirecteur. Een ‘vernieuwingsslag’ is nodig. ‘Technische sporen worden steeds belangrijker in een onderzoek.’ Staijen wijst nog op de digitale sporen, die eveneens in steeds meer onderzoeken opduiken. Ook daar zijn meer specialisten nodig.
Samenwerking in keten
Er is dan nóg een slag te maken. ‘De verzamelende sporen moeten we sneller duiden, zodat onderzoeksteams er sneller en efficiënter mee aan de slag kunnen.’ Een aantal FO’ers krijgt daarom bijvoorbeeld als proef een laptop om op de plaats delict al verzamelde informatie te verwerken. Ook komt er een ‘test’ waarmee FO direct kan bepalen of een stof drugs bevat. Momenteel kan het weken duren voordat dit resultaat bekend is. Verder wordt gekeken of het NFI de resultaten van DNA-onderzoek sneller kan aanbieden. ‘Dat eerste resultaat kan al richting bieden in het onderzoek’, aldus Staijen.
Bond maakt terecht punt
Op 11 juni uitte de Nederlandse Politiebond haar zorgen over de Forensische Opsporing. In een brief aan de Tweede Kamer en de minister worden acute maatregelen gevraagd om de opsporingsproblemen te verhelpen. Wat Staijen betreft heeft de bond wel een punt. ‘Maar de problemen zijn al langer bekend en ook door het korps onderkend. Er is een Programma Forensische Opsporing ingericht om de FO te versterken’. De vakbonden zijn hierover onlangs geïnformeerd.
‘Onze eerste zorg is tegemoet komen aan de capaciteitsvraag, aan het opvangen van de verwachte uitstroom. We trekken weliswaar tweehonderd nieuwe collega’s aan, maar het duurt zeker twee tot drie jaar tot zij kunnen meedraaien’, zegt Staijen. ‘Daarnaast zijn er vragen voor betere IV, voor sneller resultaat leveren in onderzoeken’.
Er is vanuit het korps budget gekomen voor de Ontwikkelagenda Opsporing, waarmee de eerste verbeteringen voor de FO kunnen worden gefinancierd. ‘De uitdaging voor de FO is een uitdaging voor iedereen’, besluit Staijen. ‘Alleen door intensief samen te werken met het werkveld, met het Politiedienstencentrum, de academie, met universiteiten en hogescholen kunnen we de FO verbeteren. Dat betekent niet meer plannen maken, maar vooral beslissingen durven nemen. Keuzes maken voor de toekomst.’