DEN HAAG - Minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid gaat gericht ICT-bedrijven aanschrijven waar kinderpornografisch materiaal op de servers is aangetroffen.
Deze bedrijven zijn naar voren gekomen in een eerste monitoring die door de TU Delft is ontwikkeld om de publiek-private aanpak van online kinderporno te verbeteren. Minister Grapperhaus spreekt de bedrijven aan op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om het internet op te schonen van (beelden van) seksueel kindermisbruik.
Met de voortschrijdende digitalisering van de samenleving is de verspreiding van online kinderporno zorgwekkend toegenomen. Dat blijkt ook weer uit recente cijfers van het Meldpunt Kinderporno (EOKM). Minister Grapperhaus heeft vanaf het begin van deze kabinetsperiode de aanpak online seksueel kindermisbruik samen met de ICT-branche opgepakt.
,,Het gaat om een gruwelijk maatschappelijk probleem. Hosters moeten ervan doordrongen zijn dat ze een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben om kinderen online te beschermen tegen misbruik. Ook als ouder materiaal blijft rondzwerven op het internet is dat zeer schadelijk voor het leven en de ontwikkeling van kinderen.’’
aldus Grapperhaus.
Publiek-private aanpak
De aanpak van online kinderporno kan alleen in publieke-private samenwerking slagen. Het uitgangspunt is dat de politie en het Openbaar Ministerie (OM) acute misbruiksituaties stoppen door daders op te sporen en te vervolgen. Dankzij investeringen in de opsporing wordt de aanpak van criminelen en daders in kinderpornonetwerken op darkweb succesvoller. Bij het schonen van het openbare web speelt de private sector – hosting providers – de hoofdrol. Het overgrote deel van het bedrijfsleven werkt ook mee aan een schoon internet en heeft zich gecommitteerd aan een 24-uurs norm voor het verwijderen van de schadelijke content van hun servers na een melding daarover.
Kleine groep bedrijven
Door de monitor van de TU Delft komt in beeld welk bedrijf, waar en hoeveel kinderpornografisch materiaal op een server heeft staan. Uit de eerste meting van begin 2020 kwamen de 15 aangeschreven bedrijven in het vizier. Het beeld is dat het overgrote deel van de schadelijke content via een klein deel van deze bedrijven online komt. De komende maanden zal de monitor worden uitgebreid om te kunnen meten hoe lang de bedrijven erover doen om na het ontvangen van een melding de content te verwijderen. Wanneer de TU Delft de metingen compleet heeft en in een rapport heeft opgeleverd, zal minister Grapperhaus hierover de Tweede Kamer nader informeren. Daarmee worden de namen en prestaties van bedrijven bekend die kinderpornografisch materiaal (ongewild) hosten.
Voor bedrijven die niet willen meewerken aan het opschonen van het internet, wordt verder gewerkt aan een bestuursrechtelijke handhaving. Foute en lakse internetbedrijven riskeren hierdoor straks een boete of een dwangsom als zij na een melding van beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik dit niet snel genoeg van het openbare web verwijderen.