Laten we het eens hebben over trots. Niet de gewone variant, maar die diepe, zinderende trots die ontstaat wanneer een gemeenschap eindelijk de erkenning krijgt die het verdient. In dit geval, de Curaçaose en Arubaanse honkbalhelden die zich al jaren op de internationale velden bewijzen. De helden die met een verblindend talent en een gepassioneerd hart een team hebben neergezet dat de wereld versteld doet staan. En ja, ik ben de bedenker van de naam die dat team eindelijk eer aan deed: het Kingdom of Netherlands team met alle vlaggen eronder.
Deze naam was meer dan een label; het was een statement, een correctie. Want laten we eerlijk zijn: het grootste deel van de kracht en kwaliteit in dat team komt uit het zonnige hart van het Koninkrijk, niet uit Nederland. Toen ik die naam presenteerde in het iconische Hotel Nacional, voor een zaal vol bedrijven uit het hele Koninkrijk in Havanna, was de boodschap duidelijk: alle vlaggen, alle gemeenschappen van het Koninkrijk horen onder die naam vertegenwoordigd te zijn. Het was niet meer dan normaal.
Maar wat is eer zonder rechtvaardigheid? Wat hebben onze broeders van de eilanden eraan als ze erkenning krijgen, terwijl het geld – en dan heb ik het over miljoenen – rechtstreeks in de diepe zakken van de KNBSB verdwijnt? Sponsoring, winstpremies van de World Baseball Classics, drie miljoen euro aan opbrengsten, of zelfs meer, en toch vloeit daar niets van terug naar de bonden van Curaçao, Febeko, of Aruba, ABBA. Helemaal niets.
Het absurde is dat het beleid van de KNBSB niet alleen de eilanden tekortdoet, maar ook de Nederlandse breedtesport om zeep helpt. Het geld is inmiddels als water door de vingers geglipt en honkbal lijkt veroordeeld tot de krochten van de Nederlandse sportwereld. En nee, ik ga hier niet ingrijpend beschrijven hoe deze handelswijze een echo is van de duistere tijden van plantagehouders, maar de gelijkenissen zijn duidelijk. Toch kan ik, en velen met mij, trots zijn. Want terwijl de KNBSB toekeek, besloten de bonden van Curaçao en Aruba de teugels in eigen handen te nemen. Ze kozen voor hun eigen kracht, hun eigen identiteit, zonder het oog op de *wij-wereld* van de eilanden te verliezen. Integendeel, ze omarmen die wereld, en sterker nog: ze worden er zelf sterker door. We bouwen aan sponsoring en partnerships, niet door te graaien, maar door samen te winnen.
Samen met de federaties van Curaçao, Aruba en onze kledingsponsor hebben we een merchandiselijn opgezet die geld genereert voor een spelersfonds voor het nationale team, voor lokale clubs en voor de jeugd op de eilanden. Ik ben trots dat ik heb volgehouden dat rechtvaardigheid naar Curaçao, Aruba en hopelijk in de toekomst Sint Maarten volstrekt normaal moet zijn. Zijn we klaar? Nee, niet tot ook de spelers met het DNA van de eilanden zich ten volle bewust worden van hun identiteit. Ze moeten begrijpen dat de visie van Febeko en ABBA niet alleen hun talenten beloont, maar ook hun gemeenschappen sterker maakt. Want elk talent uit het volk, elk talent dat zij inspireren – Jurickson, Xander, Shai, Jonathan, Chadwick, en al die anderen – ze zijn deel van het volk dat met ze lacht, dat met ze huilt.
Laat er geen misverstand over bestaan: het volk heeft geen honkbalbond uit Nederland nodig die zich als een moderne Shon gedraagt. Wat ze wel nodig hebben, is een eerlijke kans, een kans op zelfbeschikking en op het delen van de vruchten van succes. De recente Kingdom Series in Aruba zijn het ultieme bewijs van wat Curaçao en Aruba kunnen bereiken wanneer ze vanuit eigen kracht opereren.
Eigen kracht. Eerlijk delen. Niet een paar uit schaamte acheraf geposte foto's als een lap van schaduw over je eigen falen, maar gewoon eerlijk zijn. Dat is pas echte trots.
Foto credits Aruba