Den Haag - Alles wat zedenslachtoffers kan helpen om aangifte te doen grijpt de politie met beide handen aan. ‘We grijpen iedere gelegenheid aan om de aangifte-drempel zo laag mogelijk te houden’, zegt Walter van Kleef, portefeuillehouder zeden bij de politie.
Onderzoek Inspectie
Hij reageert hiermee op een onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid. De inspectie gaat onderzoeken hoe de politie en het Openbaar Ministerie (OM) slachtoffers van zedenzaken opvangen en begeleiden. De Inspectie voert haar onderzoek uit bij de politie-eenheden Den Haag, Rotterdam, Oost-Nederland, Zeeland-West-Brabant en Limburg. Zedendossiers uit 2017 en de eerste helft van 2018 worden onderzocht. Politiemedewerkers worden geïnterviewd.
De Inspectie praat vooral met slachtoffers zelf over de manier waarop met hen is omgegaan. Met haar bevindingen wil de Inspectie het politiecontact met zedenslachtoffers in het proces van de opsporing verbeteren.
De Inspectie richt zich op aanranding en verkrachting. Volgens de Inspectie zijn er drie redenen voor het onderzoek. ‘In haar onderzoek naar een zedenzaak in Hoorn heeft de Inspectie geconcludeerd dat het politieoptreden voortvarender had kunnen zijn. Naar aanleiding hiervan heeft de minister van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer toegezegd nader te laten onderzoeken welke belemmeringen slachtoffers ervaren bij de aangifte van een zedenmisdrijf.’
Belang slachtoffer
De Inspectie kijkt of de slachtoffers in een opsporingsonderzoek correct zijn behandeld. Ook wordt onderzocht of het besluit over het al dan niet vervolgen van een verdachte aan het slachtoffer is meegedeeld. De Inspectie vraagt meerderjarige zedenslachtoffers van deze dossiers om hun medewerking. ‘We werken actief en ten volle mee aan het onderzoek’, zegt Van Kleef. ‘De zedenmedewerkers zijn zeer gedreven om alle mogelijke verbeteringen aan te pakken. Alles staat in het belang van het slachtoffer.’