Geachte leden van de Eerste Kamer van de Staten Generaal,
Geachte leden van de Tweede Kamer van de Staten Generaal,
Geachte leden van de Staten van Aruba,
Geachte Leden van de staten van Sint Maarten,
Geachte leden van de staten van Curaçao,
Mede namens mw. Pauletta, voorzitter van de Commissie Rijksaangelegenheden, Interparlementaire Relaties en Buitenlandse Betrekkingen uit de Staten van Curaçao en de overige leden van de commissie: mw. Mc William, mw. Mozes, dhr. Calmes, dhr. Pisas, dhr. Rojer en dhr. Cordoba wil ik de organisatie van dit IPKO van harte bedanken voor het warme onthaal.
Het is voor mij de tweede keer dat ik vanuit deze plek een openingsrede kan houden. Voor de meesten van ons hier aanwezig, is dit het derde IPKO. In mijn eerdere toespraken heb ik de nadruk gelegd op het belang van wederzijds respect in de verhoudingen tussen de landen van het Koninkrijk. Wederzijds respect moet nog altijd als pijler worden beschouwd in de manier waarop wij, politici, met elkaar omgaan. Wanneer wij dat voorop stellen, kunnen wij vervolgens gezamenlijk vooruitblikken en samenwerken aan een beter Koninkrijk. Dit laatste is per slot van rekening waar het om draait in het IPKO: elk der landen moet binnen de context van het Koninkrijk voordelen kunnen halen. En wanneer wij als landen die voordelen samenbundelen, zal het Koninkrijk beter gediend zijn. Het is dan ook niet anders dat ook ditmaal, ik de nadruk moet leggen bij wederzijds respect in de verhoudingen.
Eerder hebben wij geprobeerd om samen een beeld te schetsen van een ideale Koninkrijk in 2040. Zoals meestal ook het geval bij het schetsen van een toekomstbeeld in groepsverband, waren er opvallende contrasten. Contrasten tussen de landen, maar ook contrasten binnen de delegaties zelf; waar de één droomt van zoveel mogelijk autonomie, denkt een ander het maximale te kunnen benutten uit een nauwere samenwerking op diverse gebieden. Hoe gaan wij om met deze verschillen? Al te vaak bestaat het tendens om terug te vallen op minder positieve uitlatingen jegens een ander, waarbij zelfs niet wordt geschroomd om persoonlijke kwaliteiten te bagatelliseren. Het lijkt er soms op dat vanuit Nederlandse zijde getwijfeld wordt aan de capaciteiten van functionarissen in het Caribisch deel van het Koninkrijk om naar behoren zich te kunnen kwijten van de aan hen toevertrouwde taken. Is dat het Koninkrijk dat wij met zijn allen nastreven voor 2040? Ik denk het niet. Ik meen eerder dat wij, vertrekkende vanuit wederzijds respect, elkaar moeten kunnen vertrouwen, elkaar moeten durven laten in de eigen waarden en oog moeten blijven houden voor de cultuurverschillen.
Binnen het verband van het Koninkrijk moet er ruimte zijn om rekening te houden met de kleinschaligheid van de landen en moet die kleinschaligheid niet worden uitgebuit. Op dezelfde wijze waarop Nederland, als klein land binnen Europees verband, op volwaardige wijze meedoet aan het besluitvormingsproces van de Europese Unie, moeten de Caribische landen van het Koninkrijk ruimte krijgen om volwaardig en op voet van gelijkwaardigheid te kunnen samenwerken met elkaar en met Nederland. Alleen dan kunnen wij samen groeien als Koninkrijk.
De verschillende manieren om elkaar te waarderen, worden ons vaak met de paplepel ingegoten. Van kleins af maken de kinderen in het Caribisch deel kennis met Nederlandse geschiedenis en aardrijkskunde. Het was vroeger zelfs zo, kan ik me nog goed herinneren, dat onze aardrijkskundeboeken begonnen met de zinsnede: “De Rijn komt bij Lopik ons land binnen”. Het doorsnee kind op school had geen benul waarover het ging, maar moest dit wel leren voor een goed cijfer. Aan de andere kant van het Koninkrijk daarentegen, krijgen de kinderen op school nauwelijks informatie over het Caribisch deel van het Koninkrijk. Hetgeen dat zij weten van de geschiedenis, cultuur en het woongebied aldaar, is vergaard en verkleurd aan de hand van de media en in deze tijd met name de sociale media.
Een beter begrip voor elkaar begint van jongs af en in dat verband is het van belang dat binnen het onderwijs meer aandacht wordt besteed aan de gezamenlijke geschiedenis die de landen van het Koninkrijk met elkaar delen. Indien je daarmee opgroeit, zal het later vanzelfsprekender zijn dat je elkaar beter zal kunnen begrijpen en waarderen.
Curaçao maakt moeilijke tijden mee; het gaat ons financieel en economisch niet voor de wind. Externe factoren dragen daar sterk aan bij. De situatie in Venezuela heeft grote impact op het toerisme en de raffinaderij en daarmee samenhangend de instroom van deviezen. Bedrijven krimpen in. Personeel wordt ontslagen. Investeringen blijven achter. De koopkracht neemt af.
Tegen dit alles probeert de regering het hoofd te bieden en tracht het tij te keren. Daarbij wordt geen moeite gespaard.
In tijden zoals wij die thans meemaken komen deze woorden goed van pas: “steunend op eigen kracht doch met de wil elkander bij te staan”. Deze woorden staan geschreven op het Monument voor het Statuut. Het monument telt zes vogels, die elk een van de eilanden van de Caribische eilanden vertegenwoordigt. Ze vliegen uit; elk in eigen richting. Curaçao heeft zeker de ambitie om op eigen kracht te steunen en zelf de richting te bepalen waarin zij wenst uit te vliegen. Dat neemt echter niet weg dat Curaçao daarbij zeker de steun van het Koninkrijk en andere landen binnen het Koninkrijk kan gebruiken. Zeker in tijden van economische malaise. Het is mijn hoop dat de landen van het Koninkrijk met de wil blijven om elkander bij te staan.
Ik wens alle delegaties veel succes toe voor de besprekingen tijdens dit IPKO.