DEN HAAG - In het Wetboek van Strafrecht komt een apart delict te staan voor opsporingsambtenaren die schuldig zijn aan het schenden van de geweldsinstructie, met lichamelijk letsel of de dood tot gevolg.
De Eerste Kamer stemde vandaag in met het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar van minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), dat een wettelijk kader introduceert voor de beoordeling van geweldgebruik door opsporingsambtenaren, zoals politieagenten, officieren van de Koninklijke Marechaussee en Boa‘s die bevoegd zijn geweld te gebruiken. De wet regelt naast een aparte strafbaarstelling ook de introductie van een feitenonderzoek en behandeling door één rechtbank van zaken tegen opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt.
In het huidig wettelijk stelsel komt de unieke positie van de opsporingsambtenaar onvoldoende tot uiting. Anders dan bij burgers, verwacht de overheid van opsporingsambtenaren dat zij onder voorwaarden geweld gebruiken als onderdeel van het uitoefenen van hun taak, bijvoorbeeld om de situatie weer veilig te maken. Een nieuw wettelijk kader is daarom speciaal gericht op de taak en bevoegdheid van de opsporingsambtenaar. Het uitgangspunt van het optreden van een opsporingsambtenaar is in alle gevallen de-escalatie. Als het echt niet anders kan, en na daartoe gewaarschuwd te hebben, kan de opsporingsambtenaar geweld toepassen. Over elke vorm van geweld moet de agent verantwoording afleggen. Als geweld tot (zwaar) lichamelijk letsel of de dood heeft geleid, wordt altijd onderzoek verricht door de Rijksrecherche of de afdeling VIK (Veiligheid, Integriteit en Klachten) van de politie.
Aparte strafbaarstelling
Als opsporingsambtenaren zich niet aan hun geweldsinstructie houden (dat zijn regels die gelden voor het gebruik van geweld), kunnen zij hiervoor gestraft worden. Dat nieuwe delict heet ‘schenden van de geweldsinstructie’). De straffen lopen op tot maximaal 3 jaar.
Daarnaast blijft het mogelijk om opsporingsambtenaren te vervolgen voor de al bestaande geweldsdelicten, zoals mishandeling en doodslag. De maximale straffen voor geweldsmisdrijven zijn voor iedereen in Nederland gelijk. Dus als een agent voor mishandeling of doodslag wordt gestraft kan hij dezelfde straf krijgen als ieder ander die daarvoor door de strafrechter zou worden veroordeeld.
Behandeling door één rechtbank
Verder regelt de wet dat zaken tegen opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt in de toekomst worden behandeld door de rechtbank Midden-Nederland. Zo wordt ervoor gezorgd dat de betrokken rechters zich kunnen specialiseren in dit soort zaken.
Introductie feitenonderzoek
Tenslotte wordt het feitenonderzoek geïntroduceerd. In het feitenonderzoek kan onderzoek worden gedaan naar geweldgebruik door opsporingsambtenaren, zonder dat de opsporingsambtenaar daarbij direct als verdachte wordt aangemerkt. Zodat er voldoende rekening gehouden kan worden met de unieke positie van de opsporingsambtenaar in het wettelijk stelsel. Binnen dit kader zal onderzoek worden gedaan door de rijksrecherche naar geweldgebruik dat ernstig letsel tot gevolg heeft gehad of waarbij het vuurwapen is gebruikt. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de opsporingsambtenaar zich niet heeft gehouden aan de geweldsinstructie, kan het openbaar ministerie een regulier strafrechtelijk onderzoek starten. Dan wordt de betrokken opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkt.
De wet treedt in werking als alle opsporingsambtenaren zijn opgeleid conform de nieuwe geweldsinstructie. Zoals het er nu naar uitziet is dat op 1 juli 2022. Meer informatie over de wet is te vinden op QenA’s Geweldsaanwending Opsporingsambtenaar | Publicatie | Rijksoverheid.nl.