Den Haag - Vandaag heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) het onderzoeksrapport ‘Mortierongeval Mali’ gepubliceerd. Het rapport is opgesteld naar aanleiding van het noodlottige ongeval op 6 juli 2016 in Mali, waarbij de Nederlandse militairen Henry Hoving en Kevin Roggeveld, om het leven kwamen en een derde militair zwaar gewond raakte.
De Raad stelt terecht dat de veiligheidscultuur en het veiligheidsbewustzijn belangrijke pijlers vormen voor een veilige defensieorganisatie. De Raad constateert ernstige tekortkomingen, zowel ten aanzien van het munitiebeheer als ten aanzien van de militaire gezondheidszorg. Allereerst adviseert de Raad ervoor te zorgen dat de risicobeheersing passend is bij de huidige en toekomstige inzet van Nederlandse militairen.
Ten tweede raadt de OvV aan de waarborgen voor de veiligheid en gezondheid van uit te zenden militair personeel randvoorwaardelijk te maken bij een definitief besluit over deelname aan een internationale militaire missie. De derde aanbeveling van de Raad betreft het verbeteren van de zorg voor wapens en munitie zodanig dat zij geschikt zijn voor het gebruik onder de omstandigheden die zich kunnen voordoen tijdens missies. Ten slotte adviseert de OvV de acute medische zorg voor militaire missies te verbeteren. Defensie neemt deze aanbevelingen vanzelfsprekend over.
“De veiligheid en gezondheid van onze militairen staan bij iedereen voorop. Het ongeval in Kidal, waarbij twee militairen zijn omgekomen en een derde militair zwaar gewond raakte, heeft ons allemaal diep geraakt. De conclusies van de OvV komen hard aan. Het is onze plicht om herhaling te voorkomen en volledige openheid van zaken te bieden aan de nabestaanden en onze medewerkers”, zegt Hennis.
Direct na het ongeval zijn alle operaties in en vanuit Kidal stilgelegd en zijn maatregelen genomen om herhaling te voorkomen. Zo is het gebruik van het bewuste mortiertype en de drie typen 60mm granaten onmiddellijk gestaakt. Ook is de munitieopslag in Kidal aangepast.
Defensie zal de OvV binnen de gestelde termijn van zes maanden, en zoveel sneller als mogelijk, een uitgebreide beleidsreactie aanbieden, waarbij nader wordt ingegaan op alle constateringen, conclusies en aanbevelingen evenals de genomen en nog te treffen maatregelen.