17
Sun, Nov
0 New Articles

Algemeen

Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontving op 23 januari 2020 het eindrapport "In wat voor land willen wij werken?" van de Commissie Regulering van werk onder leiding van Hans Borstlap. Hij gaf daarbij een korte reactie.

Dames en heren,

Ik wil de experts in de commissie onder leiding van de heer Borstlap hartelijk te danken voor een mooi, evenwichtig en bovenal urgent rapport. Er is goed, gedegen en veel denkwerk verricht. Het resultaat is een rapport dat niet alleen inzicht geeft in de huidige arbeidsmarkt, maar ook een waardevolle analyse bevat voor de arbeidsmarkt van de toekomst. Heel veel dank daarvoor.

Afgelopen zondag merkte columniste Sheila Sitalsing bij Buitenhof op dat het instellen van een commissie in politiek Den Haag nog wel eens een ‘beproefde methode’ kan zijn om lastige vraagstukken uit het zicht te parkeren. U weet wel: de spreekwoordelijke onderste la van mijn bureau. Áls die illusie al bestond, laat ik die dan maar meteen de wereld uit helpen. De lastige vraagstukken in dit rapport vragen onomwonden om reflectie, een breed maatschappelijk debat. En uiteindelijk om verandering in de manier waarop we onze regels rond werk inrichten.

De analyse van de commissie is helder. En het is in mijn ogen ook een juiste analyse. Het vult het WRR-rapport Het betere werk, van vorige week aan. En het overlapt met het kabinetsbeleid voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt in Nederland. De vierslag wendbaarheid, duidelijkheid, weerbaarheid en wederkerigheid biedt bovendien een nuttige denkstructuur. Het is nu zaak na te denken over hoe die nader in te vullen.

De commissie signaleert een ‘nieuwe “sociale kwestie”. Dat zijn niet voor niets historisch gewichtige woorden.

Terwijl werk voor sociale samenhang moet zorgen, doet het dat nu niet. ‘Verschillen in bescherming en toerusting tussen categorieën werkenden nemen toe en versterken sociale scheidslijnen.’ In de jaren negentig en de jaren tien van de 21e eeuw zijn de verschillen in kosten en bescherming tussen zelfstandigen en werknemers en werknemers onderling toegenomen. Dat leidde tot een verstoord evenwicht, en soms tot onbedoelde concurrentie. Zo is op de arbeidsmarkt een zorgelijke en groeiende kloof ontstaan.

Aan de ene kant van de streep zie je een hoogopgeleide bovenlaag. Zij hebben en goede opleiding, en een breed netwerk. Aan de andere kant van de streep staan mensen voor wie vast werk een luxe is. Zij hebben een beperkt netwerk en gaan van flexcontract naar flexcontract. En het ontbreekt hen aan zicht op meer bestaanszekerheid.

Ons systeem past veel werkenden niet meer. En de commissie zegt terecht - en dit element onderstreept de urgentie nog maar eens – dat met dat systeem onze economische en sociale vooruitgang op langere termijn niet kan worden gewaarborgd.

De richting van een aantal beleidsaanbevelingen in dit rapport is in veel gevallen in lijn met het kabinetsbeleid. Met het herstellen van het evenwicht hebben we al eerste stappen gezet. We verkleinen verschillen tussen vast en flex. De zzp-wetgeving staat in de steigers. We maken het aantrekkelijk om mensen in dienst te nemen, bijvoorbeeld door maatregelen in de Wet Arbeidsmarkt in Balans en afspraken rond de loondoorbetaling. En tegelijkertijd geven we ruimte aan échte ondernemers.

Dat sterkt me ook in de overtuiging dat de ingeslagen weg de juiste is.

Natuurlijk, er ligt nog heel veel werk. De openingszin van het rapport liegt er niet om: we moeten de bakens verzetten. Op termijn is het tijd voor fundamentele verandering.

Het is natuurlijk makkelijk om op losse maatregelen te schieten. Maar de commissie zegt zélf al terecht: we zijn niet getrouwd met de concrete voorstellen, maar wél gecommitteerd aan de de toekomstrichting van het te voeren beleid. En laten we wel wezen: eensgezindheid over de analyse en het belang van een brede heroriëntatie op de economische, sociale en maatschappelijke waarden van werk is al een heel belangrijke stap.

Voor nu gaat het mij dáárom. Meteen de loopgraven induiken, dat brengt ons niet verder. Als dit rapport iets laat zien, dan is het wel hoe belangrijk het is samen op te trekken. Te zoeken naar gedeelde grond. Het grotere plaatje in het vizier houden, dat spreekt uit de titel van het rapport: ‘In wat voor land willen wij werken?’

Hoe gaan we wat mij betreft verder? De Commissie roept op tot een brede maatschappelijke alliantie om het gesprek op gang te brengen tussen maatschappelijke partijen. Dat is de eerste dwingende opgave. De energie, de visie, de kennis en de kunde hebben we al, zegt de commissie terecht. Het is een kwestie van het bundelen van die krachten.

Ik neem dus graag het initiatief om daarin de regie te nemen, het gesprek faciliteren en te komen tot een agenda over hoe we de analyse verder kunnen brengen.

En natuurlijk komt er een kabinetsreactie op dit rapport, als ook op die van de WRR. We gaan daar op korte termijn mee aan de slag.

De commissie merkt bescheiden op dat, met oog op de snelle politieke wisselingen van de wacht, het rapport geen gedetailleerd ‘grand design’ bevat. Maar de analyse wordt er niet minder overtuigend, niet minder dwingend en niet minder fundamenteel door. Laat uw denkwerk het startsein vormen, voor het stap voor stap toe te werken naar een breed gedragen nieuwe ordening.

En laten we daarbij niet uit het oog verliezen, waar we gezamenlijk naartoe willen: een arbeidsmarkt waarin mensen in waardigheid, en met energie, zekerheid en vrijheid hun weg weten te vinden en kunnen bijdragen aan de duurzame welvaart van onze samenleving.

Commissie, heel veel dank.